Wat zijn supertuscans?

Voor de Tweede Wereldoorlog waren het gros van de Toscaanse wijnbouwers pachters. Ze bewerkten een perceel rondom een wijnkasteel of Toscaanse villa, waaraan ze de oogst leverden. In ruil kregen ze een vaste som per kilo druiven uitbetaald. Heel wat bekende Toscaanse wijndomeinen ontstonden onder de mezzadria (zoals men het pachtsysteem in Italië kent). Misschien doen Castello di Volpaio, Castello di Brolio, Castello di Radda of Castello di Albola een belletje rinkelen? Voor de pachters was het natuurlijk interessanter om kwantiteit dan kwaliteit te produceren, aangezien men per kilo werd uitbetaald. Toscaanse wijn had bijgevolg een zeer slechte reputatie. Chianti werd verkocht in bolle flessen in een rieten mandje, een fiasco genaamd, en daarmee kent u ook de etymologie van dat woord.

Na de Tweede Wereldoorlog kwam de industrialisering van Italië in een stroomversnelling. Een groot deel van de arme pachters trok naar steden om er in fabrieken te werken voor een hoger inkomen. Door deze massale uitvlucht uit het platteland stortte systeem van de mezzadria in. Het was immers gebaseerd was op vele, goedkope arbeidskrachten. De wijnmarkt splitste: enerzijds ontstonden wijnfabrieken die de wijngaarden met industriële middelen beheerden. Anderzijds bleven een handvol wijndomeinen van gepassioneerde families over die op kwaliteit mikten.

Maar zij kwamen voor een probleem te staan. De reglementering van beschermde oorsprongsbenamingen (zoals de toen reeds wereldbekende denominatie chianti) stamde nog uit de tijd van de mezzadria. Om bijvoorbeeld een wijn als Chianti te kunnen verkopen, was het verplicht verschillende variëteiten te mengen en minimaal 30% witte druiven te gebruiken. De mezzadri (de pachters) plantten steeds verschillende variëteiten aan. Die hebben immers een verschillende gevoeligheid voor plantziekten en weersomstandigheid. En zo kon men zich behoeden voor een oogstjaar waarin alles verloren zou gaan. Ten tweede waren ze gebaad bij druivensoorten die veel opbrengst leverden per stok. En de lokale kampioen daarin was de witte druivensoort trebbiano toscano.

Maar wie wou wedijveren met de Grote Wijnen der Aarde (toen voornamelijk Bordeaux) besefte niet te kunnen vasthouden aan deze reglementering. En dus produceerden kwaliteit gedreven domeinen wijn onder de noemer Vino da Tavola di Toscana, een algemene appellatie waarin het gebruik van zowat alle denkbare druivensoorten en vinificatiemethoden was toegelaten. Enkele voorbeelden klinken vandaag nog bekend in de oren. Aan de Toscaanse kust plantte de adellijke familie Incisa della Rochetta de Bordelese variëteiten cabernet sauvignon en cabernet franc aan en bracht in 1968 de iconische wijn Sassicaia uit. Die andere beroemde wijnfamilie uit Toscane, Antinori, kon niet achterblijven en produceerde vanaf 1970 Tignanello, een combinatie van sangiovese, cabernet sauvignon en cabernet franc. In Chianti maakte de Piemontese inwijkeling Paolo de Marchi van Isole e Olena in 1976 een wijn van uitsluitend sangiovese, genaamd Ceparello. Een andere belangrijke figuur in deze hele geschiedenis is de oenoloog Franco Bernabei. Hij maakte in 1978 in dienst van het domein Selvapiana de wijn Bucerchiale, een monocépage van sangiovese van één perceel. Door het succes van deze wijn namen grote domeinen als Fontodi en Félsina de jonge Bernabei in dienst om ook bij hen een soortgelijke wijn te produceren. Het resultaat: Flaccianello en Fontalloro, respectievelijk voor het eerst op de markt in 1982 en 1983.

De gemeenschappelijke noemer van deze wijnen is het intens gebruik van barriques (kleine houten vaten van 225L) om krachtige, impressionante wijn te kunnen maken. Dat waren indertijd het soort wijnen die het goed deden op de internationale wijnmarkt (en vandaag nog steeds een publiek hebben, in het bijzonder in de VS en China). En zo ontstond de ironische situatie dat de allerduurste Toscaanse wijnen Vino da Tavola (tafelwijn) op het etiket droegen. Om een onderscheid te maken met de echte tafelwijn, spraken Italiaanse wijncritici over Vino da Tavola superiore di Toscana (superieure tafelwijn uit Toscana), wat in de Engelstalige pers snel verbasterde naar supertuscans.

Vandaag zijn de Toscaanse appellaties aangepast: chianti classico kan bijvoorbeeld sinds 1984 voor 100% van sangiovesedruiven worden gemaakt en sinds 2005 zijn witte druivensoorten zelfs niet meer toegelaten. Meer zelfs, men kan tot 20% cabernet sauvignon en/of merlot toevoegen! Aan de Toscaanse kust riep men de Bolgheri DOC in het leven waaronder alle bordeauxstijl wijnen kunnen uitkomen. Een groot commercieel succes. Men hoeft dus niet meer noodzakelijk de appellaties af te wijzen om topkwaliteit te produceren. Toch zijn er nog tal supertuscans die voor Toscana IGT op het etiket kiezen, de moderne versie van Vino da Tavola di Toscana. Is het een ode aan hun roemrijke geschiedenis of wil men de wijn niet als streekproduct vermarkten?

Intussen verscheen immers een nieuwe generatie Toscaanse wijnmakers, de ‘terroiristen’, op het toneel. Zij willen het plaatsgebonden karakter van hun wijnen net onderstrepen eb wijzen pertinent de nadrukkelijke ‘internationale stijl’ van de supertuscans af. De terroiristen focussen op lokale druivensoorten en traditionele vinificatiemethoden, zoals het gebruik van botti (reuzegrote eikenhouten vaten van circa 2500L die nauwelijks een houtsmaak aan de wijn geven). Zij zetten met plezier een streeknaam als Chianti Classico op hun wijnfles, en dat is nu niet meer een fiasco.