Natuurlijke wijn, pure wijn

Natuurlijke wijn Ooit waren alle wijnen wat men vandaag natuurlijk zou noemen. Simpelweg omdat synthetische meststoffen, chemische onkruidverdelger of industriële gisten nog niet bestonden. Tijdens de naoorlogse jaren begon de landbouw, inclusief de wijnsector, te industrialiseren. Voortgestuwd door wetenschappelijk onderzoek kwamen allerlei producten en technieken op de markt die aan wijnbouwers een beter en gemakkelijker leven beloofden. Het waren tijden waarin vooral kwantiteit een garantie bood voor een inkomen. Bovendien was al het werk in de wijngaard nog manueel en dus zeer zwaar. Een slecht oogstjaar was desastreus. Bijna alle wijnboeren verwelkomden nieuwe hulpmiddelen met open armen. Een beter leven met meer financiële zekerheid en meer vrije tijd bood zich aan. Maar later presenteerde de rekening zich erg gepeperd. Wijnen fermenteerden niet meer spontaan, wijngaarden kregen te kampen met onvruchtbaarheid en monocultuur bleek een geliefd slachtoffer voor plantziekten. De oplossing: méér bemesten, méér besproeien en méér ingrepen tijdens de vinificatie. Daarnaast werden talloze wijngaarden herplant met de vigoureuze Bordelaise variëteiten Merlot en Cabernet Sauvignon. Deze twee druivensoorten gedijden al jaren goed in een wijnstreek waar men technologie hoog in het vaandel draagt. Bordeaux stond toen veel meer dan nu model voor de hele wijnwereld. Franse oenologen en agronomen in witte jassen, zij wisten hoe het moest. Tijdens zwaar betaalde consultaties legden ze hun ideeën over wijn op. Zware en geconcentreerde wijnen met prominente houtsmaak kregen de hoogste scores van Angelsaksische wijnjournalisten in de vakpers, en dat was de weg naar succes. Het was alsof er een hypothetische perfecte wijn bestond en bij elke wijn werd nagegaan in welke mate die werd benaderd. Stilaan kwam een tegenbeweging op gang. Een aantal wijnboeren beschouwde wijn niet als een statussymbool noch als een banaal consumptieproduct. Voor hen is wijn een expressie van een terroir of in het Italiaans ‘il territorio’. Een term waarmee het geheel van factoren wordt bedoeld die maken dat een wijn is zoals hij is. Dit zijn natuurlijke factoren als de samenstelling van de bodem, het microklimaat en de hellingsgraad van de wijngaard. Maar het slaat ook op culturele factoren als de geplante druivensoorten, typische snoeivormen van de planten en lokale wijnmaaktradities. Het is duidelijk waarom deze producenten niet streven naar een hypothetische, perfecte wijn. Zij geloven in diversiteit, evenwicht en authenticiteit. Daarvoor gaan ze op zoek naar de puurste expressie van hun uniek, klein stukje aarde. Dat onkruidverdelger hiervoor niet de beste tool is, lijkt me duidelijk. Dat veelvuldige hoogtechnologische processen in de cantina hiervoor ook niet de geschikte middelen zijn, lijkt me eveneens duidelijk. Hoe noemt men deze wijnbouwers nu? Doorheen de jaren zijn er tal van termen opgedoken: natuurlijke wijnbouwers, old school wijnbouwers, de puristen, de biodynamische wijnboeren, groene wijnboeren, de onafhankelijke wijnbouwers, de humane wijnbouwers,… Soms ligt een accent anders, maar in essentie komt het op hetzelfde neer. Wijnbouw is een samenwerking van de mens en de natuur en een wederzijds respect komt elke samenwerking ten goede. Of zoals op het etiket van een beroemde Toscaanse fles staat geschreven: “Il vino è cultura. Il vino è natura.” Deze wijnbouwer is in elk geval ver gekomen met zijn filosofie.