Colleoni
Montalcino, Toscana
Tekst door Karel Megens
Stap één om Marino Colleoni te bezoeken, is de remschijven van je wagen laten controleren. Om zijn Podere Santa Maria te bereiken, dien je eerst de klim naar Montalcino maken. Dan neem je de Via Pietro Strozzi, een soort mini-ringweg langs de westelijke kant van het dorp. En eens voorbij het Santuario della Madonna del Soccorso, een opvallend renaissancegebouw in barokstijl, laveer je door geplaveide smalle dorspstraatjes. Dan ga je door een poort onder een huis door, die leidt naar een smal weggetje tussen het bos. Daar duik je duizelingwekkend naar beneden langs de noordflank van de heuvel. Had ik me niet zo benauwd gevoeld omdat ik stap één had overgeslagen, had ik kunnen genieten van het prachtige verzicht.
Stap twéé om Marino Colleoni te bezoeken is het idee loslaten, indien u dit al had, dat er een soort hypothetische perfecte wijn bestaat waaraan elke wijn kan worden afgetoetst. Verder zult u begrijpen waarom.
Naast mij in de wagen zit Joris, mijn collega-wijnfanaat die me de wijnen van Colleoni enkele jaren geleden leerde kennen. Een wegwijzer naar Podere Santa Maria leidt ons naar een nóg kleinere zijweg. Links een dichtbegroeid bos. Rechts een rij olijfbomen die zachtjes meewuiven met de wind en eronder ronde, compacte rozemarijnstruiken. Ik parkeer mijn Ford Connect naast een imposante rozenstruik: een cascade van knalgele bloemen in volle bloei. We stappen uit en de heldere, frisse aprillucht is gevuld met een zwoele bloemengeur die aan citroenen en verse boter doet denken. De zon schijnt hartelijk en ze is langzaam maar zeker de strijd aan het winnen met de koelte van de ochtend. Als het hemelse paradijs bestaat, dan heeft ze hier concurrentie.
Marino Colleoni komt ons tegemoet vanuit een gebouw dat half ingegraven is in de heuvelflank, het zou zo uit een boek van Tolkien kunnen komen. Het is zijn cantina, leren we later. Marino zelf heeft de uitstraling van een wijze man door zijn witte baard, hoog voorhoofd en halflange witte haren. Kraaienpootjes rondom pretoogjes en een ondeugende glimlach verraden een vrolijkheid in zijn karakter. Ik stel me hem voor als een Griekse filosoof op het festival van de wijngod Dionysus. Hij begroet ons hartelijk en verspild verder niet te veel tijd aan – naar mijn inziens toch vervelende – small-talk. Daar is het leven te kort voor, en bovendien moet er gefilosofeerd worden.
Marino: “Mijn denkwijze is er één van de mens en de natuur als gelijken. Net zoals wij inventief zijn om waarde te creëren, doet de natuur dat ook. Neem bijvoorbeeld iets simpel als onkruid in de wijngaard: het voorkomt dat in de zomer te veel vocht uit de bodem verdampt, het zorgt ervoor dat regendruppels niet te hoog opspatten en bacteriën op de bladeren van de wijnstokken brengen, en het helpt om erosie van het terrein te voorkomen. We hebben het hier over iets ogenschijnlijk eenvoudigs, maar het is van onschatbare waarde voor ons.
Kunnen we deze verfijnde mechanismen van de natuur niet even hoog waarderen als de complexiteit van ons menselijk handelen? De schijnbare chaos die je in mijn wijngaarden ziet, is noodzakelijk om het leefgebied van de lokale fauna en flora niet te verstoren en de delicate evenwichten te behouden.”
We staan met z’n drieën uitkijkend over een gezellige wijngaard, volledig omgeven door bos. Slanke druivenstokken steken sierlijk boven een groen tapijt van een halve meter hoog uit. De lentegroene vegetatie is bespikkeld met felgele boterbloemen. De biodiversiteit is indrukwekkend: op één vierkante meter tel ik minstens twintig verschillende plantensoorten. De wijngaard helt steil af naar het noorden, waar zich een adembenemend panorama ontvouwt over de Val d’Orcia, met centraal de iconische wijnberg Montosoli. Dit is het perceel waarvan in sommige jaren een Riserva gemaakt wordt en waarmee alles begon.
Marino en zijn vrouw Luisa kochten in 1989 een oude fermette, lokaal bekend als Sante Marie, oorspronkelijk bedoeld als zomerverblijf. In 1993 besloten ze definitief te verhuizen vanuit Bergamo naar Montalcino. Een jaar later, tijdens een avondwandeling, ontdekten ze achter hun huis wijnstokken met rijpe druiventrossen die uit de wildbegroeiing tevoorschijn kwamen. Marino, reeds een gepassioneerde wijnliefhebber, begon met het opruimen van de wijngaard en het herstel van de oorspronkelijke terrassen ondersteund door droge stenen muren. Na jaren van experimenteren, brachten ze in 2000 een eerste wijn uit.
Marino en Luisa beheren vandaag anderhalve hectare in Montalcino, aangeplant op terrassen rond hun huis. Deze wijngaarden bevinden zich op bijna vijfhonderd meter hoogte, op de geologisch complexe heuvel van Montalcino, en behoren tot de hoogste van de regio. Hun noordelijke expositie biedt een groot voordeel in het huidige klimaat. Daarnaast huren ze nog eens anderhalve hectare in Castiglione d’Orcia,
Marino: “Natuurlijk simplificeer ik het, maar in de essentie is onze taak als wijnmaker tweedelig. De rest doet de natuur volledig zelf. Het eerste moment komt wanneer de druivenstokken hun cyclus bijna hebben voltooid en prachtig rijpe druiven hebben voortgebracht. Ze doen dit eigenlijk om vogels aan te trekken, die het fruit eten en de zaden verspreiden. Op dat moment gaan wij de wijngaard in om de rijpe trossen voor de vogels weg te pikken.
Onze tweede taak begint nadat de wilde gisten de most hebben omgezet in wijn. Wijn is eigenlijk een tussenproduct; haar natuurlijke transformatie eindigt pas wanneer ze azijn wordt, een veel stabieler eindpunt dan wijn. Daarom moeten wij, als wijnmakers, de wijn – iets dat leeft en voortdurend evolueert – overhevelen naar geschikte vaten, zoals houten foeders, en constant onder ons toezicht houden. Minstens wekelijks maak ik een ronde door de cantina en proef ik de verschillende vaten.
Bij het proeven vertrouw ik vooral op mijn reukzin, het meest primitieve van onze zintuigen. Ik probeer mijn rationele brein uit te schakelen en mijn onderbewustzijn te laten spreken: trekt de geur van het sap mij aan of niet? Als dat laatste het geval is – gelukkig zeer zeldzaam – duidt dit erop dat gevaarlijke bacteriën, zoals brettanomyces, te actief zijn geworden. Dan voeg ik een minimale hoeveelheid sulfiet toe, om de bacteriële activiteit terug te dringen en het delicate evenwicht van de wijn te herstellen.”
Joris: “Het betekent dat er, volgens de meeste oenologen althans, ongewenste bacteriën in je wijn zitten?”
Marino: “Ja, maar zij hebben allemaal hun rol in de wijn, net zoals er in de samenleving goede mensen en slechte mensen zijn. Brett geeft bijvoorbeeld na enkele jaren flesrust een prachtig sinaaszeste-aroma aan de wijn.”
Karel: “Het herinnert me aan een onderzoek waarin deelnemers moesten kiezen tussen de geur van natuurlijke jasmijnolie, die de stof indool bevat — een component dat sterk naar feces ruikt — en een zeer goed gemaakt synthetisch jasmijnaroma zonder indool. De deelnemers verkozen de natuurlijke variant. Het toont aan dat mensen de voorkeur geven aan meer ‘authentieke’ of natuurlijk complexe geuren, zelfs als die een licht onaangenaam element bevatten, boven volledig synthetische en steriele geuren.”
Marino: “Dat inspireert mij!”
Joris: “Marino, je balanceert met jouw wijnmaakstijl op een dunne koord. Wellicht is het dubbeltje al naar de verkeerde kant gevallen. Wat doe je dan?”
Marino: “Absoluut, en dan doe ik dit.” En hij zet een denkbeeldige fles opzij. Iedereen lachte, maar dat simpele gebaar zou ons nog lang bijblijven. Wat op het eerste gezicht een luchtige reactie leek, droeg een levensfilosofie in zich: loslaten van materiële zaken en accepteren dat niet alles perfect hoeft te zijn, niet altijd zal lukken of aan onze verwachtingen hoeft te voldoen. Dat is de prijs die we moeten betalen voor ware authenticiteit.
Marino Colleoni is het soort charismatische en artistieke persoonlijkheid waarvan er slechts weinig exemplaren rondlopen op de planeet aarde. Zijn manier van spreken, van doen en vooral van wijn maken raakt je. Hij is een denker, iemand die intens reflecteert over de relatie tussen mens en natuur. Wat Marino als wijnmaker uniek maakt, is zijn volkomen acceptatie van de natuur zoals die is – met al zijn rijkdom, maar ook met zijn onverbiddelijkheid. In dramatische jaren zoals 2023, waarin grote plagen meeldauw Centraal-Italië teisterden, produceerde hij nauwelijks wijn. In zijn berusting schuilt een aantrekkingskracht, alsof hij een diepere waarheid over het leven bezit die hij via zijn wijnen probeert over te dragen.
Marino gaf ons nog een fles Rosso di Montalcino 2007 mee, die we ’s avonds openden bij een sublieme portie pasta met ragù, die Joris bereidde. In eerste instantie had de wijn een bedenkelijke geur, maar na een kwartier ontvouwde zich een ontroerend puur fruitboeket, vol voortdurend evoluerende nuances. En ja, de wijn had een intrigerend aroma van sinaasappelschil.